Gerealiseerde inbouwkeuken (toch) geen consumentenkoop?

Op 9 november 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat een overeenkomst voor (onder meer) het realiseren van een gemonteerde inbouwkeuken dient te worden gekwalificeerd als aanneming van werk en niet (tevens) als een consumentenkoop. Om die reden was de conclusie in die zaak dat de bepalingen uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek – waarin de consument een vergaande bescherming toekomt – niet van toepassing zijn.


Het toetsingskader – een gemengde overeenkomst?

Op grond van art. 7:5 lid 4 BW wordt een aannemingsovereenkomst mede als consumentenkoop aangemerkt als de op grond van de overeenkomst nog te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht. Volgens de wetsgeschiedenis hangt het van de concrete omstandigheden van het geval af of er sprake is van een gemengde overeenkomst. Het enkele feit dat de partij waar de keuken wordt gemonteerd een consument is, is dus niet voldoende.

Op maat gemaakte materialen

Ook het feit dat er bij de uitvoering van het werk op maat gemaakte materialen worden toegepast is onvoldoende om te kunnen spreken van een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:5 lid 4 BW. In deze bepaling staat specifiek het voor de consument individueel te maken goed centraal, waarbij aan een maatpak of kunstgebit kan worden gedacht. In Richtlijn 99/44/EG wordt dit omschreven als ‘te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen’. Volgens de rechtbank valt het uitgevoerde werk niet onder de strekking van deze bepaling. Een andere opvatting zou – volgens de rechtbank – leiden tot “het ongerijmde resultaat dat vrijwel alle overeenkomsten tot aanneming van werk zouden vallen onder artikel 7:5 lid 4 BW (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:741)”.

Het toetsingskader – een tot stand te brengen roerende zaak?

Verder overwoog de rechtbank – in mijn ogen terecht – dat geen sprake is van een tot stand te brengen roerende zaak. De gebruikte materialen zijn immers bestemd om onderdeel te gaan uitmaken van een onroerende zaak, namelijk van de woning. De daarbij gebruikte materialen zijn daarom geen tot stand te brengen roerende zaken. Ook om die reden komt de rechtbank tot de conclusie dat de overeenkomst niet binnen het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW valt en er dus geen sprake is van een consumentenkoop.

Conclusie

Daar waar in eerdere jurisprudentie vrijwel standaard werd aangenomen, dan wel onvoldoende gemotiveerd werd betwist, dat er bij het leveren en monteren van een inbouwkeuken sprake was van een consumentenkoop, biedt deze uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland verdedigbare aanknopingspunten voor een andere opvatting.

De conclusie dat geen sprake is van een consumentenkoop heeft als gevolg dat de dwingendrechtelijke consumentenbeschermingsbepalingen uit Boek 7 BW niet van toepassing zijn. Zo verjaart bijvoorbeeld een vordering tot betaling van de (koop)prijs in dat geval niet na twee jaar (7:28 BW) maar na vijf jaar (3:307 BW). Iets om rekening mee te houden bij het sluiten van een betreffende overeenkomst, dan wel bij later opkomende problemen.

Bram Haanen