Succes in hoger beroep: TBS-kliniek moet alsnog transitievergoeding betalen

Succes in hoger beroep: TBS-kliniek moet alsnog transitievergoeding betalen

Huver Advocaten heeft een voormalig werknemer van een TBS-kliniek in hoger beroep succesvol bijgestaan met een vordering tot betaling van de transitievergoeding en achterstallig salaris. Deze claims zijn volledig toegewezen. Ook hoeft de werknemer geen studiekosten terug te betalen aan de TBS-kliniek. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bekrachtigde daarmee een eerdere uitspraak van de kantonrechter in Roermond, die de werknemer ook al gelijk gaf op (vrijwel) alle onderdelen.

De zaak in het kort

De kwestie betrof een ‘casemanager huiselijk geweld’ wiens functie kwam te vervallen wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Werkgever vond echter dat werknemer in het reorganisatieproces ten onrechte een passende functie had geweigerd te accepteren, waardoor hij zijn recht op transitievergoeding zou hebben verspeeld wegens zogenaamd ‘ernstig verwijtbaar handelen’. Het ging om een transitievergoeding van ruim € 33.000,00. Daarnaast meende de TBS-kliniek dat de casemanager nog een bedrag aan studiekosten moest terugbetalen van ruim € 15.000,00. De werknemer had namelijk op kosten van werkgever een opleiding tot systeemtherapeut gevolgd. 

Werknemer kon zich hierin niet vinden en heeft Huver Advocaten in de arm genomen om hem bij te staan. 

De zaak bij de kantonrechter

De kantonrechter heeft de werknemer in eerste aanleg volledig gelijk gegeven. Werkgever moest de transitievergoeding betalen én de studieschuld werd volledig kwijtgescholden. Ook moest werkgever achterstallig salaris betalen aan de werknemer, waaronder een vergoeding voor niet-genoten vakantie- en LFB-dagen. Werkgever had dit salaris namelijk ten onrechte verrekend met een deel van de studieschuld (die dus kwijtgescholden had moeten worden). Bovendien moest werkgever wettelijke rente én een boeteverhoging van 50% betalen over dit salaris wegens te late betaling. 

Werkgever was het echter niet eens met deze uitspraak van de kantonrechter en is in hoger beroep gegaan. In hoger beroep ging het alleen nog over de transitievergoeding en de boeteverhoging over het achterstallig salaris. 

De zaak bij het gerechtshof

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in het hoger beroep geoordeeld over de vraag of de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarmee het recht op een transitievergoeding heeft verloren. 

Volgens het hof heeft de werknemer niet ernstig verwijtbaar gehandeld door bepaalde aangeboden functies te weigeren. Het hof heeft daarbij verwezen naar de maatstaf van de Hoge Raad, waaruit volgt dat de werknemer zijn recht op een transitievergoeding alléén kan verliezen in uitzonderlijke gevallen waarin het handelen of nalaten van de werknemer als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt:

Het uitgangspunt van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is dat de werkgever "in beginsel altijd" een transitievergoeding is verschuldigd aan de werknemer indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd. De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer [artikel 7:673 lid 7 onder c BW]. De Hoge Raad heeft in de zogeheten Woondroomzorg-uitspraak uitgewerkt hoe deze bepaling moet worden toegepast [HR 8 februari 2019, ECLI:HR:2019:203]: uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz blijkt dat deze uitzonderingsgrond een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast. 'De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Bij de

beoordeling of de uitzonderingsgrond van toepassing is, zijn de omstandigheden van het geval (waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer) alleen van belang voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. De overige omstandigheden van het geval (dus omstandigheden die geen verband houden met de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag hebben geleid, noch met de verwijtbaarheid van die gedragingen) zijn in dit verband niet van betekenis.

Van een zodanig uitzonderlijk geval is hier echter geen sprake geweest. Het oordeel van het hof komt erop neer dat het verlies van de baan al erg genoeg was voor werknemer, omdat werknemer geen enkele invloed heeft gehad op de bedrijfseconomische omstandigheden die hebben geleid tot het verval van zijn functie. Verder hebben partijen een serieuze discussie gevoerd over de vraag of de door werkgever aangeboden functies passend waren voor werknemer. Werknemer had echter (goede) redenen voor het niet aanvaarden van die functies. Het is dus niet zo dat hij zonder enig argument of zonder enig debat daarover de functies heeft geweigerd. Kortom, aan de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf van een uitzonderlijk geval is in dit geval niet voldaan. Werknemer heeft recht op de transitievergoeding.

Voor wat betreft de boeteverhoging die de werkgever al was opgelegd door de kantonrechter is het hof gauw klaar: werkgever heeft ten onrechte salaris verrekend met een studieschuld die kwijtgescholden had moeten worden. Dit heeft tot gevolg gehad dat het salaris veel te laat is betaald zonder geldige reden. Het hof laat de boete onverkort in stand. Bovendien moet werkgever een tegemoetkoming in de proceskosten van het hoger beroep betalen van werknemer. 

Al met al een mooi resultaat voor onze cliënt. 

Belangrijk voor de alledaagse arbeidsrechtpraktijk

Het toetsingskader voor het ontzeggen van de transitievergoeding aan een werknemer kent dus een hoge drempel. Een werknemer heeft alleen in uitzonderlijke gevallen geen aanspraak op een transitievergoeding: het moet gaan om 'evident' (oftewel: overduidelijk, zonneklaar) ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De rechter moet deze toets terughoudend toepassen.

Yves Janssen