Verval recht op letselschadevergoeding wegens misleiding

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs (in vervolg op haar eerdere tussenuitspraak) bepaald dat een bij een verkeersongeval gewond geraakte man geen recht meer heeft op vergoeding van zijn letselschade en de man veroordeeld tot terugbetaling van de reeds door hem ontvangen voorschotten. Ook moet de man de door de aansprakelijkheidsverzekeraar gemaakte onderzoekskosten vergoeden. Waarom heeft het gerechtshof daartoe besloten?

Hoe het begon in 2013

Allereerst de feiten. In 2013 zat de toen nog minderjarige man bij zijn (stief-)moeder achterop de bromfiets toen zij ten val raakten doordat zij zouden zijn afgesneden door een andere – onbekend gebleven – bromfietser. De man liep daarbij letsel op aan zijn knie. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de (stief-)moeder – die ook een dekking voor opzittenden bood – nam de afwikkeling van de letselschade van de man ter hand en keerde in dat verband diverse voorschotten uit. Vanwege aanhoudende knieklachten wordt de man door diverse medici onderzocht, maar de klachten die de man nog altijd stelt te ervaren, kunnen medisch niet worden verklaard. De verzekeraar doet een eindvoorstel tot afwikkeling van de schade dat door de vader van de toen nog minderjarige man (die optreedt als zijn wettelijke vertegenwoordiger) wordt afgewezen. Omdat partijen er niet in slagen tot een regeling te komen, wordt er geprocedeerd. 

Rol van het slachtoffer

De WA-verzekeraar van de (stief-)moeder is aansprakelijk gesteld. De inmiddels meerderjarig geworden man heeft tijdens de procedure in eerste aanleg (onder andere) verklaard dat hij nog altijd moeite heeft met lopen en daarom buitenshuis meestal een kruk gebruikt. Ook stelde hij dat hij vanwege alle klachten zijn school niet heeft afgemaakt (ook omdat hij niet meer in staat was om naar school te fietsen) en daarom is gaan werken in het klusbedrijf van zijn vader. Volgens de man verricht hij binnen dat bedrijf alleen administratieve werkzaamheden, omdat hij vanwege zijn klachten niet in staat zou zijn om te klussen. Ook zou hij vanwege zijn knieklachten niet kunnen autorijden.

De verzekeraar

Bij de verzekeraar ontstaan twijfels als zij ontdekken dat de vader van de man een fietsendiefstal heeft geclaimd. Er wordt navraag gedaan bij de fietsenhandel en dan komt aan het licht dat de zoon niet op een elektrische fiets rijdt die hij vanwege zijn knieklachten zou hebben aangeschaft. Bovendien blijkt de verzekeraar op enig moment dat de man zijn rijbewijs heeft gehaald, terwijl de man heeft verklaard vanwege zijn knieklachten niet te kunnen autorijden. Ook blijkt de man medevennoot te zijn geworden in het klusbedrijf van zijn vader. Bovendien was de verzekeraar gebleken dat er door de man een claim was ingediend bij zijn zakelijke reisverzekeraar omdat de man door autopech in Frankrijk was gestrand en daardoor zijn werkzaamheden in het klusbedrijf niet kon uitoefenen. De WA-verzekeraar rook onraad en besloot een onderzoeksbureau in te schakelen. Het onderzoeksbureau observeerde de man en zag dat de man auto rijdt en beschikt over een eigen bedrijfsauto. Ook zagen zij de man helpen met kluswerkzaamheden, zagen ze hem tillen en zich in ongemakkelijke houdingen in een auto wringen bij het laden en lossen van bouwmaterialen en gereedschappen. De verklaring van de man dat hij niet zonder te strompelen en buitenshuis niet zonder krukken zou kunnen lopen, bleek evenmin op de waarheid te rusten. Tijdens de observaties bleek de man ogenschijnlijk moeiteloos zonder krukken te kunnen lopen. 

Onjuiste informatievetstrekking

Op grond van artikel 7:941 lid 2 BW diende de man alle informatie aan de verzekeraar te verschaffen die voor de verzekeraar nodig zijn om de op hem rustende uitkeringsplicht te beoordelen. Door onjuiste informatie te verstrekken over zijn beperkingen, heeft de man de op hem rustende mededelingsplicht geschonden. In dat geval, vervalt het recht op uitkering als de mededelingsplicht is geschonden met het doel om de verzekeraar te misleiden, tenzij de misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt (7:941 lid 5 BW). In haar tussenuitspraak van 20 oktober 2020 oordeelde het hof al dat de man zijn mededelingsplicht heeft geschonden met de opzet om de verzekeraar te misleiden. De man moet immers duidelijk zijn geweest dat de door hem gedane mededelingen over zijn beperkingen van invloed waren op de omvang van de door de verzekeraar aan hem verschuldigde uitkering. Met andere woorden: door zijn klachten schromelijk te overdrijven, heeft de man getracht een hogere letselschade-uitkering te ontvangen. 

De uitspraak van de rechter

De rechter heeft bij toepassing van de sanctie (verval van recht op uitkering) echter de mogelijkheid om rekening te houden met de bijzonderheden van het geval, doordat in lid 5 is bepaald dat het recht op uitkering bij schending van de mededelingsplicht vervalt, “behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.” Het gerechtshof zag echter geen aanleiding om in deze zaak de sanctie van artikel 7:941 lid 5 BW buiten beschouwing te laten en oordeelde dat de man geen recht heeft op een uitkering op basis van de opzittendenverzekering. De man ontvangt dus geen letselschadevergoeding en de reeds door de verzekeraar betaalde voorschotten zijn onverschuldigd betaald en moeten door de man worden terugbetaald. Verder oordeelde het hof dat de man onrechtmatig jegens de verzekeraar heeft gehandeld door opzettelijk onjuiste informatie te verstrekken, waardoor de man gehouden is de door de verzekeraar geleden schade te vergoeden. Deze schade bestaat niet alleen uit de ten onrechte betaalde voorschotten, maar ook uit de door de verzekeraar gemaakte onderzoekskosten voor de door haar ingeschakelde recherchebureaus. Het gerechtshof zag echter geen aanleiding om de man te veroordelen tot vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten, omdat door de verzekeraar niet aannemelijk was gemaakt dat, als de man zijn mededelingsplicht niet zou hebben geschonden, de verzekeraar deze advocaatkosten niet zou hebben gemaakt aangezien partijen al ver vóór de onjuiste mededelingen door de man fundamenteel van inzicht verschilden over de aard en ernst van de klachten en de letselschade. Wel wordt de man veroordeeld in de proceskosten.

Imke Vorbach
23 juni 2021