Te laat bezwaar gemaakt of toch niet?
Indien bezwaar of beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan, dan moet dat worden ingesteld binnen de daarvoor geldende termijn. Gebeurt dat niet, dan wordt het bezwaar/beroep niet-ontvankelijk verklaard. De wet maakt hierop een uitzondering indien niet redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is (artikel 6: 11 Awb) of anders gezegd, er geen verwijt kan worden gemaakt voor de overschrijding van de termijn.
Er kunnen dus omstandigheden zijn waarin de termijn is verstreken maar het bezwaar/beroep wordt geacht toch niet te laat te zijn ingediend: de verschoonbare termijnoverschrijding. In dat geval geldt echter wel de eis dat bezwaar of beroep moet worden ingesteld binnen twee weken nadat degene die bezwaar of beroep instelt, bekend is geraakt met het besluit (de twee weken regel).
Weinig ruimte
De juridische praktijk is echter dat de bestuursrechter weinig ruimte geeft voor een verschoonbare termijnoverschrijding. De laatste jaren zien we echter een maatschappelijke roep om meer rechtsbescherming voor de burger in het algemeen en dat lijkt ook het geval te zijn ten aanzien van de al dan niet verschoonbare termijnoverschrijding.
Uit uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (van 20 april 2022 en 26 april 2022) leek al te volgen dat de Afdeling namelijk meer ruimte geeft om ook na overschrijding van de twee weken regel, omstandigheden aanwezig te achten die de termijnoverschrijding verschoonbaar laten zijn.
Manier van beoordelen
Inmiddels heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het CBb) een nog verdergaande, duidelijke uitspraak gedaan. Uitgangspunt voor het CBb is dat indien de indiener van een bezwaar- of beroepschrift zich op bijzondere omstandigheden (voor termijnoverschrijding) beroept, deze moeten worden beoordeeld met een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Ook bij bijvoorbeeld geringe verwijtbaarheid zou dan
verschoonbaarheid kunnen worden aangenomen. Let wel, alles hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Ook de hiervoor genoemde twee weken regel wordt door het CBb verruimd namelijk tot zes weken bij besluiten waarvoor een wettelijke bezwaar- of beroepstermijn van zes weken geldt. Bij besluiten waarvoor een andere termijn geldt, dus meer of minder dan zes weken, geldt dit
afwijkende aantal weken.
Conclusie
De conclusie is in ieder geval dat er minder strikt wordt vastgehouden aan de tot voor kort strenge eisen die gelden voor het tijdig indienen van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift.
De omstandigheden van het concrete individuele geval zullen echter bepalend zijn voor de vraag hoeveel meer ruimte er in dat geval daadwerkelijk is.
Mat Muijres